maandag 13 oktober 2014

ONDER VIOLONCELLISTEN


Toen de bekende cellist Dimitri Ferschtman met zijn vrouw (pianiste) en twee dochters (de jongste is violiste) naar Nederland was geimmigreerd, heeft mijn zus Sytske van Gijn geholpen bij hun introductie. D.F. wilde graag kennis maken met Carel van Leeuwen Boomkamp, een van de bekendste nederlandse cellisten van de vorige generatie. Hij was een verre neef van mijn vader en een afspraak was snel gemaakt. Met D.F. toog ik naar Blaricum, waar v.L.B. een bescheiden villa bewoonde, samen met een kleine verzameling mooie violoncelli. Eén daarvan werd aan D.F.overhandigd met het verzoek een stukje te willen voorspelen. Op de lessenaar stond een naar mijn oordeel hondsmoeilijke étude, en F. worstelde er zich moedig doorheen. Hij mocht daarna de lof van de oude meestercellist in ontvangst nemen, die met nadruk bevestigde dat hij F. een voortreffelijke cellist vond. Velen hebben dat in de jaren erna kunnen bevestigen, onder anderen zij die door hem professioneel zijn opgeleid.

donderdag 28 augustus 2014

1997 - 2007 Cardiologen

 


Op aanraden van mijn huisarts heb ik dr Westerhof, cardioloog in het Utrechts Medisch Centrum, geraadpleegd wegens het “overslaan” van hartslagen (extrasystolie). Een onschuldige aandoening, maar dr Westerhof voerde bij ieder controlebezoek een algemeen lichamelijk onderzoek uit. Daardoor kwam hij een vergrote milt op het spoor. Na zijn collega hematologie te hebben geraadpleegd, stelde hij mij gerust dat dit weinig betekende zolang het bloedbeeld normaal bleef. Dat heb ik geregeld laten controleren en pas vijf jaar later was het aantal lymfocyten verhoogd en werd de diagnose chronische lymfatische leukaemie (CLL) gesteld.  Een artikel over CLL, opgespoord via internet, bevestigde dat een hoge dosis knoflookextract  tot spontaan afsterven van lymfocyten (apoptosis) kon leiden. Door dagelijks gebruik van knoflook-extract heb ik het lymfocytengetal nu al vele jaren onder 15000 weten te houden, daarmee de hematoloog buitenspel plaatsend die aan de werking van knoflook geen geloof hechtte.
 
Intussen was een minder onschuldige hartafwijking manifest geworden: een lekkende en vernauwde aortaklep. Na onze verhuizing naar Zeist in 2003 heb ik de cardiologische controles naar het Diaconessenhuis verplaatst. De cardiologe daar heeft nog nooit mijn pols gevoeld, laat staan de milt ter controle gepalpeerd. In plaats daarvan bestudeert ze het echocardiogram en maakt melding van somber stemmende verschijnselen die ze waarneemt. Ze probeert me al jaren te bewegen de aortaklep te laten vervangen d.m.v. open hart chirurgie. Van mijn kant heb ik een lijst van argumenten ingeleverd waarom ik dat niet wil en waarom ik het risico van blijvende beschadiging of per- of postoperatief overlijden te groot acht.
Ik heb geen klachten, voel me gezond, en waarom zou ik me op aanwijzing van een machinaal geassisteerde geneeskundige ziek laten maken? Het verschil van inzicht was te groot en een reden om mijn huisarts te vragen de verdere controle op zich te nemen.

zondag 1 juni 2014

1974 - 2004 HET WOENSDAGAVOND GEZELSCHAP

 



Ik ben enige tientallen jaren lid geweest van een oud en eerbiedwaardig Utrechts gezelschap. Mijn grootvader de hoogleraar fysica C.H.Wind was dat ook, hij heeft het vermeld in een brief. Zelfs in het begin van de 20e eeuw was het al oud.
Oorspronkelijk heeft het bestaan uit een kleine groep hoogleraren uit verschillende faculteiten, die onderling onderling van gedachten wisselden over actuele zaken in de wetenschap. Later -en ik weet niet wanneer dat begonnen is- zijn ook o.a. directeuren van nutsbedrijven erbij uitgenodigd. Omdat het een klein gezelschap was kon ieder lid een- of tweemaal per jaar een inleiding houden. Gewoonlijk werd die gevolgd door een discussie waarin bijna iedere deelnemer iets inbracht.
Er werd gestreefd naar een balans tussen A en B wetenschappers, maar op den duur zijn biologen en medici gaan overheersen. In het begin van de 21e eeuw is het toegangsbeleid verslapt en heeft een nieuw lid in plaats van een voordracht te houden, dia's van zijn vakantie vertoond. Toen heb ik mijn lidmaatschap beëindigd.
Daarnaast bestond er een donderdagavond gezelschap dat bijeen kwam in het fysisch laboratorium. De voordrachten, op het gebied van fysica en wiskunde,  waren voor iedereen toegankelijk.

zondag 11 mei 2014

1972: Itchituckny koorts

 

Tijdens een visiting professorship aan de University of Florida leerde ik de attracties in de omgeving kennen, zoals het strand van St Augustine aan de oostkust en Cedar Key aan de westkust. Met een paar medewerkers van het Communication Sciences Laboratory heb ik op een weekend een mooie zwemplek ten noorden van Gainesville bezocht. Onder de kalkrotsgrond van Florida stromen onderaardse rivieren. Door erosie valt er soms een  stuk van van de rotsbodem naar binnen, er ontstaat dan een sinkhole.  Een mooie plek om te zwemmen was het heldere bronwater in een rond meertje van waaruit de Itchituckny, een snelle beek, stroomde die uitkwam op de Santa Fé river. Dit is een zijtak van de Suwannee river die in de Golf van Mexico uitmondt.
 
De directeur van het lab, Harry Hollien, was o.a. betrokken bij onderzoek naar onderwater communicatie en vond het daarom gepast dat zijn nieuwe gastmedewerkers zouden leren omgaan met persluchtflessen voor onderwater arbeid. Zo stonden wij bibberend in het water van 17 of 18 graden te luisteren naar instructie over het ademen tijdens het duiken. De instructeur zelf was gehuld in een comfortabele wetsuit en had dus geen last van de kou. De instructie was uitvoerig en gedetailleerd en onze groepsleider hield op geen enkele wijze rekening met de toenemend penibele fysieke toestand van zijn toehoorders.
De gevolgen bleven niet uit. Gedurende de hele rit terug naar Gainesville heb ik zitten  schokken en schudden. Aanvankelijk was dat een natuurlijke reactie om warm te worden, maar gaandeweg veranderde het in een beven en rillen van de koorts. De volgende dag had ik keelpijn en een forse tonsillitis. ‘s Avonds  zou ik voor een groot publiek een voordracht houden en het was ondenkbaar dat het nog afgezegd kon worden. Schuddend van de koorts heb ik mijn college gegeven. Ik kan me er weinig van herinneren, maar het kan niet anders dan dat het toegestroomde publiek teleurgesteld naar huis is gegaan.

We zijn twintig jaar later nog eens teruggegaan naar die mooie natuurlijke plek ten noorden van High Springs. De omtrek van het meertje was beschoeid met houten planken, de grond eromheen platgetrapt, er groeide niets meer. Het was een publieke plaats geworden, met  parkeerplaatsen en rijen verkleedhokjes. In het weekend kwamen horden jonge mensen die zich, drijvend op opgeblazen auto-binnenbanden, de beek lieten afzakken.





woensdag 23 april 2014

1942, Koninginnedag

 



Ik ben in het bezit gekomen van een seinpistool dat een groene, rode of witte vuurpijl tot 40 m de hoogte in schiet. De vondst had plaats tijdens een NJN-excursie in het najaar van 1941. We wandelden door de Eempolder langs de oever van het IJsselmeer toen ik daar een onooglijke zwart blikken trommel van ongeveer 40 x 20 cm aan de waterlijn zag liggen. Er zat een leren draaglus aan. Omdat er een Deutsch-freundliche persoon  in de groep mee was, heb ik het ding onder de overhangende oever verstopt met de bedoeling er later voor terug te komen.
Dat heb ik na een paar dagen gedaan en het achterop de fiets mee naar huis genomen. De rand was dichtgesoldeerd op de manier van een sardineblikje: een soort draaisleutel was meegeleverd om het deksel te openen. De inhoud was verrassend: een degelijk zwart afgewerkt seinpistool van Duitse makelij, en drie blikken trommels met bijbehorende patronen, kaliber 26 mm. Het zal waarschijnlijk uit een vliegtuig- of scheepswrak afkomstig zijn geweest.

De bezetter heeft verboden om met versieringen en feestelijkheden aandacht te besteden aan verjaardagen van het koninklijk huis. Natuurlijk is iedere loyale Nederlander erop uit om op verborgen wijze wel iets aan een viering te doen, bijvoorbeeld door oranje kussens op de tuinbank te leggen of iets dergelijks. Ik zorg voor een bescheiden vuurwerk, en ik verheug me erop dat ik iets laat gebeuren dat voor de bezetter onverwacht komt en misschien wat onrust veroorzaakt.
 
Omdat het me wel aardig leek, en ook veiliger, om mijn vuurpijl-kanon op afstand te bedienen met een tijdmechanisme, heb ik er een houten kist omheen gebouwd met daarin een wekkerklok. Met het afgaan van de wekker werd een touwtje opgewonden dat een pal wegtrok waardoor een gewicht omlaag viel dat een staafje, dat de gespannen haan tegenhield, wegtrok.
Op de bewuste koninginnedag had ik de kist begraven dichtbij het Crailose viadukt, aan de rand van een wijk waar de meeste huizen door de Duitsers gevorderd waren. Vanuit de Insulindelaan hadden we er goed zicht op. Ik had de buren aangekondigd  dat er  ‘s avonds om tien uur een vuurpijl de lucht in zou gaan en we stonden samen op de uitkijk. Het werd tien uur en de minuten verstreken zonder dat er iets gebeurde. De buren waren al teleurgesteld afgedropen toen om vijf over tien een juichend lichtsignaal omhoog ging. De HEMA wekkerklok liep helaas iets achter, maar ik heb mijn feestelijke boodschap af kunnen geven.

1942, Pasen

 



De Duitse bezetter heeft iets bedacht om sabotage aan de spoorbaan te voorkomen. De manlijke inwoners moeten daartoe een burgerwacht vormen. Ieder krijgt een stuk van 400 m te bewaken, dat zijn dus 12 personen die de vijf km tussen Hilversum en Bussum  in de gaten moeten houden. Met mijn 17 jaren ben ik opgeroepen om daaraan deel te nemen. In het nachtelijk duister is het niet altijd mogelijk te zien waar de naburige bewakers zich bevinden. Maar door de grens van het eigen revier op te zoeken is er tijdens een ontmoeting wel eens gelegenheid voor een vluchtig praatje. De organisatie van en toezicht op deze burgerplicht is opgedragen aan een stel burgers die loyaal meewerken met de bezetter, meest lid van de NSB.  
Mijn familie had zich voorgenomen een uitvoering van de Mattheus Passion van J.S.Bach in de Naarder kerk bij te wonen en ik zou meegaan. Maar een oproep voor die avond  om de spoorbaan te bewaken dreigt dat te verhinderen. Nu sta ik voor een conflict: de verachte en gehate NSB’er te vragen om mijn waakbeurt om te ruilen en op een andere datum te zetten, of te weigeren deze vernederende gang te maken en het concert missen. Ik kies voor het eerste, en de wijk-commissaris is allervriendelijkst: vol begrip verandert hij mijn datum voor de spoor-bewaking.

vrijdag 4 april 2014

Wereldtaal Esperanto


Rond 1960 heeft mijn vader op het Spinoza Lyceum in Amsterdam, waar hij les gaf in Latijn en Grieks, ook cursussen gegeven in Esperanto. De gedachte daarbij was dat de jonge leerling die eerst heeft kennisgemaakt met een eenvoudige kunsttaal, met meer gemak andere vreemde talen zou leren.  Het is maar een kortdurend experiment geweest dat voor zover ik weet niet is geëvalueerd.
Ik heb daardoor kunnen beschikken over boekjes en leergangen over de internationale taal.  Na mijn pensionering in 1987 vond ik het wel een aardig idee om meer met Esperanto vertrouwd te raken. Ik heb wat geoefend onder leiding van de heer Punt, een ervaren esperantist, die in de Utrechtse wijk Overvecht woonde.  Een inspirerend contact was Hans Erasmus uit Voorburg. Hij heeft bij het Europees parlement en bestuur aandacht gevraagd voor het veelzijdige nut van de internationale taal Esperanto o.a. als tussentaal bij het tolken. Met hem als voorzitter  heeft een commissie van voorbereiding een leerstoel  voor interlinguistiek aan de universiteit van Amsterdam ingesteld. De professoraten zijn achtereenvolgens bekleed door Marc van Oostendorp en Wim Janssen. Janssen heeft  in de tien jaar dat hij dit heeft gedaan een groot aantal studenten opgeleid. Hij is kort geleden met emeritaat gegaan

 

dinsdag 1 april 2014

Souvenir d’un Quartetto



 

In de jaren ‘70 kwam de uitwisseling van studenten op gang tussen de Universiteit Utrecht en de universiteit van Florida in Gainesville (V.S). Ook het uitwisselen van docenten werd aangemoedigd. Zo kwam het dat in de eerste helft van 1976 Don Williams, professor of Speech aan de University of Florida, en ik van werk- en woonplaats hebben geruild. Het is voor ons beide een verfrissend bad in een andere cultuur geweest .In de vrije tijd heb ik veel muziek gemaakt met docenten van de muziekafdeling die verheugd waren met een cellist  kamermuziek te kunnen beoefenen. Hun eigen cello-docent had altijd daarvoor bedankt. Zo heb ik daar mijn hart kunnen ophalen aan strijkkwartetten, -quintetten en -trio’s spelen in heel goed gezelschap.

Na een half jaar kwam er een eind aan deze bijzondere ervaring. Tijdens de  terugreis  naar Nederland moesten we overstappen in Atlanta (Georgia). We hadden enige uren de tijd en zijn de stad in gegaan. Een grote expositie in een Gallery of Illustrators trok onze aandacht. Te midden van het gevarieerde werk hing een levendig en goed gelijkend geschilderd portret van de leden van het Budapest Kwartet dat ik van uitvoeringen in mijn schooltijd en later kende. Het is door Richard Sparks in 1977 vervaardigd voor een uitgave op langspeel-gramofoonplaat van in 1959 en 1961 opgenomen recitals in de Library of Congress te Washington D.C.
We waren in een vrijgevige bui en hebben het gekocht; men was bereid het goed ingepakt naar Utrecht te verzenden. Richard Sparks heeft later ook de gramofoonplaat met de op de hoes afgebeelde reproductie van het door hem geschilderde portret toegestuurd. De opgenomen kwartetten zijn die van Mendelssohn in D, Op 44 nr 1 en Schumann in a, Op 41 nr 1. Het is een zeldzaam mooie herinnering aan een van de eerste en oudste strijkkwartetten dat een schatkamer van muziek heeft geopend voor een groot publiek. Hun werk is overgenomen door het Guarneri kwartet (dat ten dele door hen is opgeleid)  en dat in gesprekken met de auteur David Blum de uitgave heeft mogelijk gemaakt van “The art of quartet playing” , waarin alle finesses geschreven zijn. De Budapesters en Guarneri’s hebben samen ooit  “Souvenirs de Florence” uitgevoerd, een octet van Tsjaikovsky. Aan een uitvoering in Zeist van dit bijzondere stuk met en voor de familie Asbeck, waaraan ik heb deelgenomen, bewaar ik een mooie herinnering

dinsdag 25 maart 2014

Library.uu.nl

Library.uu.nl



In het midden van de groep universiteitsgebouwen in de Uithof staat een enorme zwarte kubus. Daarin bevind zich een van de vestigingen van de universiteitsbibliotheek. Toen we in Zeist kwamen wonen dacht ik meteen: ik zal daar geregeld heen fietsen om er een paar uurtjes door te brengen. Dat is wel eens gebeurd, maar het bleek dat de boeken en tijdschriften in de leeszaal van het Medisch Centrum me sterker aantrokken, zodat ik vaker in de vertrouwde omgeving van het UMC te vinden was.
 
Onlangs is daar een nieuwe bibliotheek-ervaring bij gekomen. Mijn vrouw en ik zijn sponsors van het Universiteitsfonds, en vooral van het project om goede studenten uit het buitenland de gelegenheid te geven hier een jaar te studeren. Het is een logische tegenprestatie omdat wij in het buitenland vaak te gast zijn geweest. Ieder jaar is er dan een partij met die foreign students, waarbij ook de sponsors worden uitgenodigd. Vorig jaar hebben hebben we laten weten wegens onze hoge leeftijd en ernstige ouderdoms-slechthorendheid niet op de uitnodiging in te gaan. Tot onze verrassing heeft men het niet daarbij gelaten, maar hebben medewerkers ons een excursie in Utrecht aangeboden  met een bezichtiging van de geheel vernieuwde bibliotheek aan de Drift en de Wittevrouwenstraat. Wij werden van huis opgehaald, onze chauffeur en gids daarbij was de oud-president van het universiteitsbestuur mevrouw Yvonne de Rooy. Wij hebben dat een grote eer gevonden.
Als student heb ik in Utrecht op kamers gewoond aan de Plompetorengracht 24, dat is het verlengde van de Drift. Ik herinnerde me het oude collegezaaltje van prof Buytendijk en de oude boekenzaaltjes uit die tijd, maar wat ik nu te zien kreeg was een complete verandering van een lelijk eendje in een prachtige zwaan. Brede en hoge gangen, helder verlicht, gangen en zalen lopen in elkaar over: men zou er weer een koning met zijn hofhouding kunnen huisvesten (het gebouw is in de Franse tijd het paleis van koning Lodewijk Napoleon geweest).  Eén van de medewerkers heeft  ons verteld over de  inrichting en het gebruik van de ruimten. Grote aantallen studenten kunnen een plaats vinden achter een computer. Er zijn kamers beschikbaar tot ‘s avonds laat voor studiegroepen en voor docenten om tentamens af te nemen.
Ter afsluiting van ons bezoek hebben we met  onze gastvrouwen van het universiteitsfonds een warme lunch genoten in de Faculty-club.  

 

zondag 16 maart 2014

De biologie van het leren


Omdat een groot deel van stem- en spraakafwijkingen is aangeleerd en daarom ook vaak kan worden afgeleerd, dient men leerprocessen goed te begrijpen om ermee te kunnen werken. Na 1970 kon men voortborduren op de theorie van de Britse bioloog Pringle. Alle levende systemen oscilleren, zoekend naar evenwcht, Deze niet-lineair oscillerende populaties koppelen, als de oscillatie-frequenties bij elkaar in de buurt komen, en vormen dan samen een nieuw systeem op een hoger organisatie-niveau. Brian Goodwin heeft in experimenteel onderzoek het verband aangetoond tussen leer- ontwikkelings- en groeiprocessen. Niels Kaj Jerne heeft het verwerven van immuniteit als en leerproces beschreven waarin variatie en selectie op moleculair niveau de hoofdrol spelen, een versnelde evolutie dus. Toen ik een keer in Basel was heb ik met Jerne erover gesproken hoe die theorieën met elkaar in overeenstemming gebracht kunnen worden. Het heeft bijgedragen aan de mensvisie die aan mijn e-book ConcetricMan ten grondslag ligt.
 
Een andere excursie buiten het KNO-specialisme was het gevolg van een uitnodiging in 1987 van dr Spintge om deel te nemen aan een symposium over Schmerz und Sport in Lüdenscheid (Sauerland), waar een grote orthopedische Sportkliniek is gevestigd. In mijn bijdrage heb ik de positieve aspecten van pijn besproken en ook het manipulatieve gebruik en het effect van uitdrukking van pijn op de toeschouwers van een sport-evenement.




De Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie (NJN)


Onmisbaar voor je opvoeding is dat je mensen leert kennen buiten de beslotenheid van gezin en school. Wat ik me daarvan herinner is de padvinderij, d.w.z. het welp zijn in een groep die zaterdags bijeen kwam op de Hoogt, een heuvel die toen nog buiten de bebouwde kom lag ten zuiden van Hilversum. We hadden een geweldige Akela, maar onze aktiviteiten verliepen volgens vaste regels en rituelen, en waren weinig afwisselend.
Heel goede herinneringen bewaar ik aan de NJN waar ik op 11 jarige leeftijd lid van ben geworden. De activiteiten tijdens excursies en op studieavonden waren vol afwisseling en deden een beroep op eigen creativiteit. Daarbij kwam dat de mensen met wie je omging uit heel verschillende lagen van de samenleving kwamen. Het gemeenschappelijke doel, bestuderen van de natuur, zorgde voor het groepsgevoel. Je had er specialisten op het gebied van vogels, bomen en struiken, paddestoelen, planten, grassen en mossen. Als je een tijdje meeliep werd er wel gevraagd waarin je je wilde specialiseren. Vogels was dan mijn antwoord, maar ik heb het er niet ver in gebracht.
Van de verschillende types waarmee je omging kan ik me herinneren dat er één was die zo grof gebekt was dat als hij in de verte kwam aanfietsen men al waarschuwde: daar komt A.L, en het eerste dat hij zeggen zal zijn een paar vloeken. En dat was dan ook zo. Verder waren er onder de excursieleiders een paar die ik later, toen ze hoogleraar waren in de biologie, weer heb ontmoet.
Hoogtepunten waren de zomerkampen. Ik heb er twee meegemaakt, een in Havelte en een op Texel. Daar leerde je bijzondere dingen zoals een mooi repertoire van liederen, in vier talen, gezongen zittend rond het kampvuur, en afgewisseld met  volksdansen, vaak begeleid door accordeon en gitaar. Dat was goed om verlegenheid te overwinnen, aan NJN kampen namen meisjes en jongens deel.  Eén van die liedjes:
 
Un canard, s'en allant au champ, quoin quoin quoin,
Disait á sa femme fidèle; quoin, quoin, quoin, quoin;
Et, dis moi oui, dis moi non, dis moi si tu m'aimes 
Dis moi oui, dis moi non, dis moi oui ou non ...
 
Deux canards, s'en allant au champ
Disaient a leurs femmes  fidèles  etc. etc.
 


Oud worden en oud zijn


Mijn vrouw (Tiete Damsté-Terpstra) en ik zijn in hoog tempo op weg naar de leeftijd van 90 jaar. Ik noem het hoge tempo, omdat de dagen en jaren steeds vlugger gaan. Dat ging eerst onopgemerkt. Op een keer hebben we omgekeken en met verwondering vastgesteld dat we nu wel oud waren. Het was niet eerder opgevallen omdat we allebei nog veel fietsen en autorijden, zelfstandig wonen en met weinig hulp toe kunnen.
Wel heeft onze ouderdom beperkingen en gebreken met zich mee gebracht. De meest beperkende is het steeds slechter kunnen horen. Bij mij is dat al vroeg begonnen (zie het item over de Luchtvaart). Sinds de jaren ‘70 gebruik ik hoortoestellen. Een geluk bij een ongeluk is geweest dat de kwaliteit van die apparaten is toegenomen in ongeveer gelijke mate als dat de kwaliteit van mijn gehoor is afgenomen. Daaraan is te danken dat het verstaan van spraak tot een paar jaar geleden nog mogelijk is geweest, tenminste onder akoestisch gunstige omstandigheden. Een beetje nagalm in een schaars gemeubileerde woonkamer was al funest, en als er in de kamer een ander gesprek tegelijk werd gevoerd was het eerste gesprek niet meer te verstaan. Het bijwonen van vergaderingen, toneel en lezingen is zinloos geworden omdat we maar een klein deel van het gesprokene kunnen verstaan.
Daarbij komt  sinds een paar jaar een abominabele verwoesting van het muzikale gehoor. Vanaf mijn eerste levensjaar ben ik voortdurend met muzikale klanken in de weer geweest. De aanleg daarvoor en de interesse erin is mij door beide ouders doorgegeven. Ik heb het dan ook als een zware handicap ervaren toen dat muzikale onderscheidingsvermogen verloren is gegaan. Het begon in de laatste jaren dat ik als bestuurslid van de Utrechtse Kunstkring actief was. De eerste violist van een optredend strijkkwartet werd door mij, volkomen ten onrechte naar later bleek, beschuldigd van valse intonatie: hoge tonen werden door hem te hoog gespeeld. Het heeft even geduurd voordat ik besefte dat het niet aan de speler maar aan mijn waarneming lag. Dat stelde ik vast toen gebleken was dat alle violisten op de e-snaar te hoog intoneerden. Het is daarna snel gegaan, samenspel van kleine en grote ensembles was weldra niet meer om aan te horen, muzikale harmonie werd door mijn verstoord gehoor verscheurd tot chaotische klankenbrei. Met het gehoor van mijn vrouw is het niet veel beter. Alle muziekinstrumenten zijn nu het huis uit en de radio en CD speler worden niet meer gebruikt. Het is het ergste verlies dat door het oud worden is veroorzaakt.

maandag 3 maart 2014

WAT IS IN EEN NAAM?


Als je de naam Damsté googlet, voorafgegaan door de voorletters P en H, komen mijn grootvader uit Utrecht, mijn oom uit De Bilt en ikzelf voorbij. Opa Damsté was hoogleraar latijnse taal- en letterkunde in Utrecht en is in 1943 overleden. Hij woonde aan de Bleyenburgstraat nr 5. 
In de jaren dertig woonden we in Hilversum, en hebben we hem geregeld bezocht.  De trein uit Hilversum stopte bij het station Biltstraat, een paar honderd meter lopen van Opa Damsté’s huis, heel handig. Ik vond die bezoeken vooral leuk als de nichten Goethart, Tineke en Rineke, er ook waren. Ze waren altijd opgewekt en maakten grapjes met hun jonge neefje. Opa is vooral bekend geworden door zijn successen in de studentenroeisport in Leiden en later door zijn promotie van de roeisport in Utrecht. Hij heeft enige boeken over dat onderwerp uitgegeven.

Mijn oom Piet, Mr P.H. Damsté, is secretaris van de gemeente De Bilt geweest. Hij heeft een grondige studie gemaakt van de geschiedenis van De Bilt en omgeving en heeft daarover vele artikelen en enige boeken gepubliceerd. Een kleine tentoonstelling daarvan is in de kelder van het gemeentehuis. Omdat mijn oom en opa met Piet werden aangesproken vonden mijn ouders het een goed idee om Helbert, mijn tweede voornaam, als roepnaam te gebruiken. Het heeft altijd verwarring veroorzaakt dat mijn voorletters in de verkeerde volgorde stonden.



Ook niet ver van het treinstation Biltstraat, in de J.W.Frisostraat, woonde Oma Wind-Meder. Zij was de weduwe van Prof dr Cornelis Harm Wind, over wie een biografie in Wikipedia te vinden is, en ook op de website www.sonnenborgh.nl, onder “Vrienden”: het prof C.H.Wind Fonds. Een iets uitvoeriger levensbericht staat op mijn website:   www.sites.google.com/site/concentricman. Hij was bevriend met de fysioloog/farmacoloog prof Rudolf Magnus. Diens weduwe heeft nog lang gewoond in het eerste flatgebouw van Utrecht, aan de Oudwijkerlaan, dichtbij de Wolter Heukelslaan. De twee weduwen hebben goed gezelschap aan elkaar gehad.

 

woensdag 5 februari 2014

VRIENDEN VAN MIJN OUDERS


 


Al in hun gymnasiumtijd in Utrecht waren mijn ouders een stel en ze zijn dat in hun studententijd en daarna gebleven. Sommige van hun vrienden uit die tijd heb ik later geregeld meegemaakt als ze bij ons in Assen of Hilversum langs kwamen. Eén van hen was Lo Spanjaard (oom Lo). Met hem had mijn vader op de sociëteit Minerva geïmproviseerde operettes opgevoerd, vader op de piano en Lo Spanjaard met een heldere en melodieuze tenorstem.
Als hij ons bezocht kwam hij voorrijden in de nieuwste convertible van Hispano Suiza of een ander sierlijk merk. Later in de jaren dertig, toen zijn financiële positie  afgezwakt was door de crisis, werden dat bescheidener merken. Vaak was er tijd om een ritje te maken en mochten wij kinderen mee. Eens, met mijn vader achter het stuur, waagde hij zich in het bos van Lage Vuursche, waar oom Lo een huisje had. De auto bleef steken in een modderpoel en moest door een boer met een span paarden losgetrokken worden.
 
Mijn ouders zijn ook bevriend gebleven met Jan en Annie Romein. Zij waren leeftijdsgenoten toen ze studeerden in Leiden. Met tevredenheid zagen ze terug op die episode waarin ze bemiddeld of tenminste aangemoedigd hadden dat Jan en Annie zich verloofden. In de bezettingstijd is Jan Romein een paar keer bij ons in Hilversum langsgekomen (hij hield zich in de buurt schuil). Omdat ik een eenvoudige kristalontvanger had waarmee ik nieuws uit Engeland kon ontvangen, moest ik altijd zorgen goed van de ontwikkelingen van de strijd in Noord Afrika op de hoogte te zijn om die aan hem te kunnen rapporteren. Ik voelde het gewicht van die verantwoordelijkheid.

Een vroege herinnering bewaar ik aan Ds van Holk. Hij kwam bij ons in Assen langs als hij een preek- of spreekbeurt had in het Noorden. Aan de maaltijd, met zijn zessen rond de tafel, sprak hij eens een oratorisch zo geacheveerde monoloog uit dat ik als naïeve 4-jarige
mijn mateloze bewondering niet kon onderdrukken, en uitriep: "Wat kan die mens mooi praten!"

1928 EN 1955: WEERZIEN NA 27 JAAR

1928 en 1955: Weerzien na 27 jaar


Van Bandung naar Den Haag en van daar naar Assen. Mijn  zussen gingen al naar de grote school en ik ging naar een kleuterklasje. Ik kan me daarvan niets herinneren, maar zoals ik later heb begrepen, was de jongste assistente-kleuterleidster ene Annie Bijl.
27 Jaar later werd ik opnieuw haar leerling: zij was intussen hoofd van de Logopedie-opleiding in Groningen en was in de Universiteitskliniek voor Keel-Neus-Oorziekten  als wetenschappelijk hoofdmedewerker aangesteld. Zij beoordeelde

de stem- en spraakpatiënten die door de polikliniek-artsen naar haar werden verwezen. Ook behandelde zij de patiënten die wegens keelkanker een laryngectomie hadden ondergaan. In die tijd geschiedde de stemrevalidatie van deze mensen door hun de slokdarmspraak aan te leren. Dat was nu juist het onderwerp van mijn promotie-onderzoek. Ik probeerde verband te leggen tussen het type operatie en de eventuele complicaties bij de wondgenezing. Er was me veel aan gelegen de eerste oefeningen bij te wonen wanneer een nieuwe patiënt bij mevrouw Annie Moolenaar-Bijl in behandeling kwam. Als ik haar verzocht daarbij aanwezig te mogen zijn was er altijd een reden waarom dat niet mogelijk of niet gewenst was. Zo heb ik tijdens mijn opleiding tot stem-en spraakarts nooit een logopedische behandeling mogen bijwonen, althans in de Groninger KNO-kliniek niet.

zondag 2 februari 2014

1988: Weerzien op lintjesdag

 



In de jaren dat ik me voorbereidde voor het artsexamen (1953)  werden wij nog niet onderwezen in de huisartsgeneeskunde. Toen ik mijn dienstplicht vervulde als officier van gezondheid bij de luchtmacht was ik er niet goed op voorbereid om als huisarts op te treden. Zoals die keer dat ik waarnam voor de basisarts van het vliegveld Soesterberg. Tijdens de rondgang in de locale ziekenbarak werd mijn gebrek aan ervaring meer dan voldoende opgevangen door de verpleger die me vergezelde. Bij iedere patiënt gaf hij een opsomming van de geschiedenis en de huidige situatie, waarmee hij mij de conclusie en het juiste oordeel in de mond legde.
Pas 35 Jaar later hebben we elkaar weer ontmoet, dit keer in een zaal van de universiteit  aan het Domplein. De rector magnificus ontving ons daar en speldde ons namens de koningin een onderscheidingsteken op. Het bleek dat mijn praktijkondersteuner van eertijds in Soesterberg na afloop van zijn dienstplicht voor het bestuur van de universiteit was gaan werken. Wat mij betreft had hij zijn lintje al in Soesterberg verdiend.


1928 en 1955: Weerzien na 27 jaar



Van Bandung naar Den Haag en van daar naar Assen. Mijn  zussen gingen al naar de grote school en ik ging naar een kleuterklasje. Ik kan me daarvan niets herinneren, maar zoals ik later heb begrepen, was de jongste assistente-kleuterleidster ene Annie Bijl.
27 Jaar later werd ik opnieuw haar leerling: zij was intussen hoofd van de Logopedie-opleiding in Groningen en was in de Universiteitskliniek voor Keel-Neus-Oorziekten  als wetenschappelijk hoofdmedewerker aangesteld. Zij beoordeelde de stem- en spraakpatiënten die door de polikliniek-artsen naar haar werden verwezen. Ook behandelde zij de patiënten die wegens keelkanker een laryngectomie hadden ondergaan. In die tijd geschiedde de stemrevalidatie van deze mensen door hun de slokdarmspraak aan te leren. En dat was nu juist het onderwerp van mijn promotie-onderzoek. Ik probeerde verband te leggen tussen het type operatie en de eventuele complicaties bij de wondgenezing. Er was me veel aan gelegen de eerste oefeningen bij te wonen wanneer een nieuwe patiënt bij mevrouw Annie Moolenaar-Bijl in behandeling kwam. Als ik haar verzocht daarbij aanwezig te mogen zijn was er altijd een reden waarom dat niet mogelijk of niet gewenst was. Zo heb ik tijdens mijn opleiding tot stem-en spraakarts nooit een logopedische behandeling mogen bijwonen, althans in de Groninger KNO-kliniek niet.

zondag 26 januari 2014

Het gevoelige en het sterke zenuwstelsel


Nadat in 1946 de tests waren afgenomen voor de militaire keuring besprak de selectieofficier de uitslag met me. Hij vertelde dat ik op de intelligentietests buitengewoon goed had gescoord, maar dat de opgave die erop volgde boordevol fouten zat. Dat was een sorteer-lijst, waarin je moest aangeven  of een item hoorde tot kantoorartikelen, groenten en fruit, of tot slagersartikelen. Dus echt heel gemakkelijk, zou je zeggen. Hij kon die discrepantie niet verklaren, en dacht dat ik het met opzet had gedaan. Ik kon het wel verklaren: ik was doodmoe. Die IQ opgaven waren echte doordenkers, die het uiterste van mijn inspanningen  hadden gevergd. Toen ik na een uur aan de lange lijsten met te sorteren items moest beginnen, dwarrelden de letters voor mijn ogen en kon ik mijn aandacht er niet meer bij houden. Ik was hoognodig aan een rustperiode toe.
Ik heb dat in mijn verdere leven vaak ondervonden: een vergadering moest niet (veel) langer dan een uur duren, lang achter elkaar les geven is mij nooit gelukt, al vrij jong ben ik begonnen met een half uur slapen tussen de middag om de tweede helft van de dag  nog iets waard te zijn. Het denk-en schrijfwerk (artikelen, hoofdstukken) heb ik meestal vroeg in de morgen gedaan.
 
H.J.Eysenck heeft altijd volgehouden dat er grote variatie bestaat tussen mensen. En dat in een tijd dat er een sterke sociale dwang in de wetenschap heerste om overeenkomsten te beschrijven, geen verschillen (mensen waren aan elkaar gelijk; waardeoordelen waren helemaal taboe). Introvert gedrag ziet men bij mensen met een gevoelig, snel vermoeibaar zenuwstelsel, extravert gedrag hoort bij een sterk, niet gauw vermoeibaar zenuwstelsel. Een uitvoerige beschrijving van variatie in temperament, gepaard aan variatie in lichaamsbouw, heb ik gepubliceerd op de website sites.google.com/site/concentricman  in Section 7.6: Varieties of temperament and genetic disposition of personality.
In dezelfde website komt een Prospectus (in het Nederlands) voor; zoek onder Variaties in overlevingsstrategie

zaterdag 25 januari 2014

Een rol in “Check-up” voor RAI Uno


Een telegram uit Napels met het verzoek of ik over drie dagen kon deelnemen aan het medisch programma voor RAI Uno “Check-up”. Een panel van drie experts, twee foniaters en een psycholoog, zou vragen beantwoorden over stotteren die werden gesteld vanuit een zaal vol publiek. Er zou simultaan vertaald worden. Een vliegticket zou klaarliggen op de luchthaven Schiphol.
In de vertrekhal van Amsterdam Airport was het op de vroege morgen al propvol mensen die stonden te wachten tot ze zouden worden toegelaten tot hun Gate om aan boord te gaan. Naast me stond een kleine gestalte met een heel bekend gezicht: Audrey Hepburn. Ze was in gezelschap van haar echtgenoot, en was op de terugweg van een huldiging in Utrecht. Op een prachtige hoge koets was ze opgehaald en na een rit door de stad afgezet bij de Scala bioscoop aan het Neude. Daar is ze door Johan Noordmans toegesproken met plagerijen en geestigheden. De actie was bedoeld om aandacht te vragen voor haar nieuwste film.

Op de dag van aankomst was er een aangenaam diner met de twee andere panelleden, een producer en nog enige mensen van RAI Uno. Het was een mooie avond, we zaten buiten en hadden een schitterend uitzicht over de baai van Napels. De dag erop werden we voorbereid op de opnamen; ik werd voorzien van microfoon en oortelefoon, en maakte kennis met twee tolken. De ene fluisterde de engelse vertaling in mijn oor van hetgeen (in het italiaans) gesproken werd; de andere vertaalde alles wat ik (in het engels) zei in het italiaans. Mijn collega de KNOarts-foniater Lucio Croatto begon met een uiteenzetting over de bouw en werking van de spraakorganen met de vertrouwde anatomische platen. Daarna was de beurt aan de psycholoog, die vertelde dat o.a. familieomstandigheden het stotteren konden doen ontstaan en onderhouden. Toen het mijn beurt was werd mijn verhaal simultaan vertaald. Als ik iets zei  klonk de stem van de tolk met donderend geweld vanuit honderd luidsprekers de zaal in. Het waren omstandigheden waarin het moeilijk was om na te denken en  gedachten goed te formuleren. Ik heb onder andere verteld wat er bereikt kon worden door een goed georganiseerde patiëntenvereniging. Volgens mijn inlichtingen bestond die in Italië nog niet. Omdat dit gezegd werd in een zeer goed beluisterd populair programma, heb ik de hoop dat mijn aansporing hier en daar is aangeslagen.

Een week nadat ik was teruggekeerd heb ik van RAI Uno een brief ontvangen waarin ik in zwierige bewoordingen bedankt wordt voor de deelname met daarbij ingesloten een foto van het panel en een videobandje van de uitzending.




 

EEN TRAAG BESLUIT

 



Door een Algemene Maatregel van Bestuur was de Logopedie als een Paramedisch beroep erkend, en in de jaren ‘60  werd een werkgroep ingesteld om de werkzaamheden van dat beroep te beschrijven. Eens in de maand kwam de groep bijeen op het departement in Leidsendam, logopedisten, audiologen en een KNO-arts-Foniater.
Tot die tijd konden logopedisten het diploma Akoepedie erbij verwerven door een cursus in een van de audiologische centra te volgen. In het nieuwe Logopedisten-Besluit zou de akoepedie deel gaan uitmaken van de reguliere logopedie opleiding.  Over toekomstige naam van de aldus in logopedie en akoepedie opgeleide ontstond een discussie in de groep. Zou het een Logopedist-akoepedist worden zoals de Leidse audiologen bepleitten, of zou het kortheidshalve Logopedist worden. De meerderheid van de groep sprak zich uit voor de laatste optie, maar de Leidse delegatie bleef zich hevig verzetten. Ze wensten zich niet bij de meerderheid aan te sluiten en aan de discussie werd resoluut een eind gemaakt doordat de Leidenaren onder leiding van de audioloog drs Atze Spoor de vergadering verlieten.


Het heeft wel tien jaar geduurd voordat het Logopedisten-Besluit is vastgesteld. Dat kwam onder meer doordat de ambtelijke voorzitter, door het Departement aangesteld, een vriendelijke persoon was die evenwel niet van opschieten hield. Later hebben we met een voorzitster gewerkt die overtuigd was dat er eerst volledige consensus moest zijn bereikt voor men verder kon gaan. Als ik me goed herinner was dat in die tijd een moderne en modieuze stellingname.


zondag 19 januari 2014

1996: Professor prooi van roofvis


We hebben 40 jaar lang een zomerhuis gehad in het Maarsseveense zoddengebied. Gebouwd op houten palen op een brede legakker, met terrassen en steigers rondom en een comfortabele zwemtrap die in het doorzichtige water afdaalde. Om een lange zwembaan vrij te houden was het nu en dan nodig de plantengroei onder het wateroppervlak weg te harken.
Op een zomerdag in 1996 keerde ik terug van een zwemtochtje. Een drijvende pluk van die dag losgeharkt aarvederkruid ontsierde de zwembaan. Terwijl ik die pluk met spartelende voet naar de kant werkte voelde ik dat die voet werd vastgegrepen door de stalen kaken van een ijzeren vossenklem zoals ik die wel bij een kippenboerderij in de buurt had gezien. Toen ik me nog verbaasde hoe zo'n wildklem in mijn zwemwater kwam, begonnen de stalen kaken aan me te trekken, met ritmische rukken. Het werd me duidelijk dat ik in gevecht was met een grote en sterke snoek.  Het rukken ging door en omdat ik het niet kon winnen bedacht ik een andere strategie: vluchten. Met een groot gebaar het gevangen been van me af trappend duwde ik het beest achteruit; hij was daardoor zo verbouwereerd dat hij losliet.
Zo snel ik kon zwom ik de laatste vijftien meter naar de zwemtrap terug, het water kleurend met een spoor van bloed. Ik dacht nog: als hij maar niet op dat bloed afkomt, dat doen haaien toch? De gescheurde huid was te besmet om te worden gehecht, en met een ontsmettende zalf en beschermend verband is de zaak goed genezen.
Een verslaggever van het Utrechts Nieuwsblad heeft melding gemaakt van deze uitzonderlijke gebeurtenis; het bericht is door enige grote dagbladen overgenomen. Zo kwam het dat ik tijdens de week dat ik met de voet omhoog aan het herstellen was een aantal bemoedigende telefoontjes heb gekregen.

woensdag 15 januari 2014

Kelten in West-Europa

Wie het prehistorisch verleden van onze Atlantische en Noordzee kusten wil leren kennen raad ik aan het boek van Iman Wilkens te lezen "Waar eens Troje lag" (Bosch en Keuning 1990-1999). Op grond van allerlei zaken in de Ilias en Odyssee die geografisch niet kloppen is de schrijver (en trouwens al menigeen vóór hem) tot de conclusie gekomen dat het oeroude verhaal zich niet in Griekenland en Turkije afgespeeld kan hebben. De beschrijvingen van de natuur, de zee, de kusten, de reisafstanden en het klimaat zijn goed te begrijpen als Troje in Zuid-Engeland, in de streek van Cambridge, gelegen is, en de Achaeische legers en hun aanvoerders uit het Europese vasteland afkomstig zijn. De strijd speelt zich af in de bronstijd (1200 v.C.) en had als inzet de tinertsen in het westen van Engeland terwijl de mijnen op het vasteland uitgeput raakten.
Meer hierover in  phdamste.tripod.com  en doorklikken op trojan  .
Na eeuwen lang door Keltische volkeren mondeling te zijn overgeleverd is het rond 800 v.C. opgeschreven in de enige en meest naburige schrijftaal die er destijds was: het Grieks. Maar het heeft zich niet in Griekenland en West-Turkije afgespeeld, dat is een misvatting geweest van o.a. de heer Schliemann, die is blijven hangen.
Na het verschijnen van Where Troy once stood hebben enige leergierige lezers elkaar gevonden in een studieclub waarin vraagstukken met betrekking tot de Atlantische Homerus werden besproken. Als er nu nieuwe lezers zijn die dit opnieuw willen opnemen en voortzetten dan moeten ze zich maar melden bij de auteur van het boek.

zondag 12 januari 2014

Zich aanpassen en zich verdedigen

Toen ik me met stem- en spraakafwwijkingen ging bezig houden werd het me al gauw duidelijk dat de omgeving van de patient vaak een rol had gespeeld bij het ontstaan. Met andere woorden dat de afwijking kon worden beschouwd als een leerproces, een vorm van aanpassing aan- of een vorm van verdediging tegen de omgeving, bijvoorbeeld het gezinssysteem. Dat is te vergelijken met de ontwikkeling van een biologisch organisme waarbij het genetisch systeem de mogelijkheden en begrenzingen levert en de (min of meer toevallige) omgevingsinvloeden de uitkomst bepalen.
Leerprocessen spelen zich af in uiteenlopende tijdsschalen maar er zijn gemeenschappelijke kenmerken:
-  het genetisch systeem doet er jaren, ook wel eeuwen, over
-  het immuunstelsel reageert in uren (enkele onderdelen ervan zelfs in minuten) en leert bij in maanden
-  het neurale systeem herkent en beantwoord uitdagingen in seconden of minuten
Wanneer zo'n lerend systeem tijdens een aanpassingsproces wordt overstroomd met stimuli die het nog niet goed kent en nog niet normaal kan verwerken, valt het terug op primitieve afweerresponsen:
in het immuunstelsel zijn dat anaphylaxie en allergie, in het neurale zijn dat neurotisch interpreteren en emotioneel reageren.

meer hierover in mijn ebook:   sites.google.com/site/concentricman

vrijdag 10 januari 2014

Patiëntenverenigingen

Patienten bij wie het strottenhoofd was verwijderd wegens kanker van de stembanden worden wat de stem en het spreken betreft gerevalideerd onder leiding van een logopedist. Het ingrijpend karakter van de handicap heeft hen ertoe gebrracht geregeld met een groep lotgenoten bijeen te komen, hetgeen ook resocialisatie ten goede kwam. De eerste groep was gevormd door de logopediste Jannie Nagel te Deventer. Ook rond andere operatiecentra ontstonden dergelijke groepen. In Den Haag oordeelden leden van zo'n groep dat er een landelijke vereniging van patienten moest komen, en zo werd de Nederlandse Stichting van Gelaryngectomeerden opgericht. Eerste voorzitter was dominee Winter, die in 1941 in Groningen was geopereerd. Hij bemerkte dat hij niet goed wist hoe hij die functie moest invullen en heeft na een paar weken mij verzocht de functie van hem over te nemen. Dat heb ik tien jaar gedaan.
De Stichting heeft veel aan kwaliteit gewonnen vanaf het ogenblik dat het Kon.Wilhelmina Fonds (KWF) het is gaan subsidieren. Op een jaarvergadering in Noord Brabant werd een voordracht gehouden door de psychologe Margriet Andela die studie had gemaakt van patientenverenigingen, en speciaal van de relatie tussen de patienten en de artsen-specialisten. Die relatie had ze in het geval van de NSVG als bijzonder goed beoordeeld. Dit werd opgepikt door een op die vergadering aanwezige waarneemster namens het KWF. Het bestuurslid dr M.F.de Boer, hoofd-hals specialist van het Erasmus UMC te Rotterdam is een belangrijke verbinding geweest met het KWF.


Demosthenes is de vereniging van mensen die stotteren. Oorspronkelijk begonnen als organisatie van oud-leerlingen van de logopedist Theo Schoenaker, heeft het zich vervolgens opengesteld voor alle (oud)stotteraars, en ouders van stotterende kinderen ( www.stotteren.nl ). Eén van die ouders, Theresia Pruymboom is jarenlang bereikbaar geweest voor ouders die behoefte hadden aan inlichtingen over het afwijkende spreekgedrag van hun kind en over behandelmogelijkheden.
Toen zij aangaf die functie te willen overdragen, is het Centrum informatie over Stotteren (CIS) in het leven geroepen, dat bereikbaar was en nog steeds is onder het telefoonnummer 030 2333336. Het werd bekostigd door de Stichting Bestrijding Stotteren die later met de medewerking van Demosthenes en de Ned. Vereniging van Stotter Therapeuten is omgevormd tot de Nederlandse Federatie Stotteren (NFS).
De NFS doet veel aan de voorlichting over stotteren, onder andere via de bovengenoemde website.



















donderdag 9 januari 2014

Ontwikkelingsneuroloog dr P.Mesker

Dr Mesker, een neuroloog te Maastricht, was in deeltijd verbonden aan de neurologische universiteitskliniek te Nijmegen (hoofd prof. Prick). Zijn boek De menselijke hand (Nijmegen, 1969) was van betekenis voor de logopedie wegens het aangetoonde verband tussen de ontwikkeling van (senso)motoriek, de visuo-spatiele cognitie en taal bij kinderen. Het boek is door dr Biemond (Amsterdam) in het Ned. Tijdschr .v. Geneeskunde heel positief besproken. In het Tijdschrift Logopedie en Foniatrie is van de hand van Mesker een reeks artikelen gepubliceerd over lees-en  schrijfsoornissen en hun behandeling. In een monumentaal pand aan de Maas, de Porte Cochère,  had hij een praktijk voor remedial teaching voor cognitieve en taalontwikkelingsstoornissen met de orthopedagogische medewerking van mevrouw Hofhuizen-Hagesteyn. Hij  nodigde mij uit voor een bezoek, en zo had ik daar een interessante dag.
Toch heeft deze verruiming van mijn inzichten kwade gevolgen gehad voor de erkenning van de Foniatrie als een subspecialisme van KNO-heelkunde. Ik had met de collega's in Utrecht prof Kemp (neurologie) en dr Willemse (kinderneurologie) een aanbod van dr Mesker besproken om een neurolinguistisch spreekuur bij ons in de Foniatrische afdeling te openen. Zij wezen dat absoluut af, omdat ze geen enkele waardering hadden voor dr Meskers fijnzinnige theorieen en deze als charlatanerie beschouwden. Ik heb hun verzekerd dat we er dan van af zouden zien. Toch is collega Willemse nog bij de AZU directeur, mevr. Borst-Eylders gaan klagen om ook haar te laten verzekeren dat zoiets zou worden geblokkeerd.
Toen het moment kwam dat het College voor de beoordeling van Medische Specialismen de Foniatrie op zijn agenda had, kreeg ik een uitnodiging om in de vergadering onze wens toe te lichten. Ook dr Mesker was uitgenodigd (had de invloedrijke prof Prick daarvoor gezorgd?).  Het was meteen duidelijk dat een gecombineerd KNO- en Neurologie subspecialisme voor stem- spraak- en taalafwijkingen geen kans maakte om te worden erkend. Had prof Biemond in plaats van Kemp in het beoordelend College gezeten dan was het misschien anders gelopen.

zondag 5 januari 2014

Een vooringenomen wetenschaps journalist

Eveneens in de jaren '70 dook in de kranten, tijdschriften en televisie een Leonard Del Ferro op. De voormalige bariton en acteur maakte zich bekend als genezer van stotteraars met 100% succes. De stotteraar hoeft slechts op middenrif ademing te spreken en hij zal niet meer stotteren. Door zijn intensieve reclamecampagne hebben zich velen gemeld voor deelname aan de autoritair geleide behandelgroepen. Wee de stotteraar die zich nog een hapering veroorloofde: hij werd voor de groep belachelijk gemaakt. Velen haakten af omdat de methode hun niet aan stond.
Enkele succesgevallen kwamen in opdracht van Del Ferro bij mij op het spreekuur om hun kunstje te vertonen. Wat ik dan te zien en te horen kreeg waren aggressief en explosief gescandeerde zinnen zonder enige vloeiendheid. Del Ferro heeft met een zakelijk voorstel geprobeerd mij voor zijn kar te spannen. Tijdens een lunch in hotel Hoog Brabant heb ik hem uitgelegd waarom ik daar helemaal niet voor voelde.
De wetenschaps journalist Simon Rozendaal was geheel en al  in de ban van de woordkunstenaar gevangen. Ter voorbereiding van een artikel over het stotteren is hij mij thuis komen bezoeken. Misschien dacht hij niet om mij heen te kunnen, of heeft hij gehoopt mij naar het Del Ferro kamp over te halen. Ik heb hem uitleg gegeven over wat er van een goede behandeling mag worden verwacht. Hij was niet geinteresseerd, luisterde niet, noteerde niets en stelde geen vragen. De tegendraadsheid en vooringenomenheid waarvan hij toen blijk gaf, hebben we onlangs in Elseviers Weekblad teruggezien in zijn sceptische houding ten aanzien van het vraagstuk van klimaatverandering.

donderdag 2 januari 2014

Jonggehuwd aan de cocktails: een slechte combinatie

In de jaren '70 is een groep experts op het gebied van stotterbehandeling bijeengeroepen op een  mooi Caraibisch eiland met de opdracht een praktische handleiding te schrijven. We waren met zeven personen uit de US en één uit Europa en de partners waren mee uitgenodigd. 's Morgens en 's middags werd hard gewerkt, voorafgaande aan het diner werd er ontspannen met cocktails op het terras.
De jongste van het gezelschap, een pas afgestudeerde spraakpatholoog, was aangesteld als secretaris. Zijn partner, met wie hij pas getrouwd was, voelde zich als studente weinig op haar gemak tussen de veel oudere dames met wie zij de dagen moest doorbrengen. Het concktail uur hielp haar de verlegenheid te doorbreken, en zo werden de heerlijke drankjes haar dagelijkse gewoonte.
Pas jaren later hoorden we dat de baby van het jonge stel, geconcipieerd onder de Caraibische hemel, is geboren als achterlijke en ernstig misvormde alcohol baby. Wat een stel professoren, en ook hun vrouwen, in die tijd kinderlijk onwetend en onwijs kon zijn! Zou dit nu, vijftig jaar later, niet meer gebeuren?