zondag 8 maart 2015

ONDERGEDOKEN BIJ EEN FRIESE BOER

In 1943 werd in Hilversum de voedselvoorziening benard. Mijn vader was als gijzelaar afgevoerd naar St Michielsgestel. Afgezien van de beperkte vrijheid kon hij daar een gezomd leven leiden. Wij hadden het wat dat betreft moeilijker.
Via een aanbeveling van een bevriende arts kon ik enige maanden terecht bij een gemengd landbouw/veeteelt bedrijf in Bergum (prov. Fr). Mijn werk bestond uit hooi maaien en keren, koeplakken stukslaan en verspreiden, graan oogsten, schoven binden en mest laden op een kar die naast een diepe kuil stond. Op de bodem van die kuil stond ik en wierp het spul met een zwaar beladen greep drie meter omhoog. Het was een hete zomer, het was vochtig in die kuil en ik zweette profuus. Een melkbus vol met verdunde karnemelk stond binnen bereik.
In mijn vrije tijd was er veel te lezen. Op de zolder was de hele bibliotheek opgeslagen van iemand die uit zijn woning in de noordhollandse kuststreek was verdreven. Behalve franse en duitse literatuur heb ik er de Friese rjuchtskriuwing (spelling) geleerd.
De boer had het beste met me voor en had een rit geregeld met de auto van het destructiebedrijf. Ik hield de chauffeur gezelschap bij het ophalen van kadavers. Die werden door de bewoners op de afgesproken dag aan de kant van de weg gelegd en door ons opgehaald. Je zat weliswaar een deel van de tijd in een doordringende stank, maar zag intussen een groot deel van de omgeving. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten